Ik kan mijn huur (even) niet betalen
Richtlijn individuele huurverlaging bij inkomensterugval
Bij het bestuur of het verenigingsbureau komt af en toe een verzoek binnen van een huurder die vraagt om huurverlaging vanwege een (plotselinge) inkomensterugval. Het bestuur heeft - om passend en consistent te kunnen reageren - in juni 2017 een richtlijn opgesteld. Het bestuur beslist in overleg met de directeur over het toepassen van deze richtlijn. In alle gevallen gaat het om maatwerk.
De richtlijn:
- Een met de huurder overeengekomen maatregel, is altijd een tijdelijke maatregel.
- Huurders die hun huidige huur niet meer kunnen opbrengen door een aantoonbare plotselinge inkomensterugval, bijvoorbeeld door scheiding of werkloosheid, kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor een tijdelijke maatregel.
- Het moet gaan om huurders met een bruto jaarinkomen, inclusief inkomen(s) van medebewoner(s), beneden de inkomensgrens van de sociale huursector (per 1 januari 2024 € 47.699,- bij een 1-persoonshuishouden en € 52.671,- bij een meerpersoonshuishouden) en een huur boven de € 879,66 (sociale huurgrens per 1 januari 2024).
- Als aanvullende voorwaarde geldt dat de huurder op korte termijn geen toegang heeft tot alternatieve oplossingen (zoals woonkostentoeslag of een urgentieverklaring) en in een probleemsituatie belandt als Samenwerking niet te hulp schiet.
- De eerste maatregel die dan aan de orde kan zijn betreft het gedeeltelijk benutten van het gestorte aandeel voor (een gedeelte van) de huurbetalingen. In alle gevallen dient ten minste €1.600 van de aandeelstorting in depot te blijven.
- Tegelijk wordt de inspanningsverplichting afgesproken om te zoeken naar een definitieve oplossing voor het probleem.
- Als dit niet tijdig lukt, zal zo nodig worden gekeken naar een (opnieuw tijdelijke) vervolgmaatregel.